Sagen en legenden : de Ossaart

Gepubliceerd op 21 oktober 2025 om 19:14

In deze donkerder wordende tijd lijkt de nacht elke dag iets vroeger te komen. De wind snijdt door de bomen, de regen fluistert tegen de ramen, en in de hoek van de kamer beweegt iets dat er daarnet nog niet was. Een zachte tik, een schaduw die langs het venster glijdt — misschien slechts de wind… of iets dat met de wind meekomt. Dit is de tijd waarin de grens tussen wat echt is en wat verteld wordt, dunner wordt. Waar oude sagen weer tot leven komen, en het verleden zich soms onverwacht naast je neerzet, luisterend of jij nog weet hoe het verhaal verdergaat.

 

Er was eens een tijd waarin kinderen niet zomaar bij het water mochten komen. Want diep in de sloten, vijvers en beken schuilden wezens die hen wilden grijpen. In Zeeland kende men de Ossaart, een watergeest die zich in stilte onder het donkere water verborg, wachtend op een onoplettend kind. Onzichtbaar sloop hij dichterbij, sprong op hun rug en kneep met zijn vlijmscherpe klauwen de adem uit hun lijf — of verpletterde zijn slachtoffer onder zijn logge, onzichtbare gewicht.

 

In Lamswaarde werd gefluisterd dat niet alleen de Ossaart, maar ook Bornis in de diepte huisde. Twee geesten van het water, geduldig wachtend tot iemand te dicht bij de oever durfde komen. De Ossaart, zo zei men, had maar één doel: kinderen angst aanjagen, en hen leren gehoorzamen.

 

 

Maar de Ossaart was niet het enige schrikbeeld dat rondwaarde in het duister. In Oost-Zeeuws-Vlaanderen leefde de Slokkerman, die in een oogwenk stoute kinderen bij hun benen greep en het water introk. Elders fluisterde men namen die alleen al bij het horen kippenvel bezorgden: Jan Haak, Pietje Haak, Piet den Haak, Hakervent — allemaal met dezelfde dreigende haak waarmee ze kinderen uit sloten konden trekken. Op de noordelijke eilanden noemde men hem Joosje Pik, een bijnaam voor de duivel zelf. En op het land waakten nog grimmiger figuren: de Tenensnijder en de Tongensnijder, die ondeugende kinderen hun voeten of tong zouden afsnijden als ze zich niet gedroegen.

 

Water, sloten, vijvers, zelfs oude putten — overal loerde de kinderschrik. In Veldegem trok Pietje Haak je uit de gracht, in Huizingen woonde een wezen dat je met een haak het water in sleurde. Ook in Halle en Ettelgem vertelde men van geesten met kettingen en haken, vastgebonden misschien, maar nooit helemaal ongevaarlijk. Want als ze losbraken, zei men, was geen kind veilig bij de oever.

 

En niet alleen het water had zijn wachters. Op het land waakten de Roggeventjes in de korenvelden, de Korenventjes hielden kinderen dicht bij huis. De Rulders en Rovapke straften wie ongehoorzaam was — of hakten, zo ging het verhaal, vingertjes af van wie niet luisteren wilde. De Boeman, de Langeman, de Ster met de Staart: allemaal deel van datzelfde oude verbond tussen angst en gehoorzaamheid.

 

Zo leefden overal in de Lage Landen deze verhalen voort. Namen en gestalten veranderden, maar hun boodschap bleef dezelfde: wees voorzichtig. Want als de nacht valt, het water glinstert en de wind door de bomen ruist, dan weet ieder kind dat ergens daar, in het stille nat, iets wacht. Een kinderschrik, oud als de tijd, die niet vergeet wie te dicht bij de rand komt.

 

Het water is nog niet tot rust gekomen… Volgende week meer.

 

Met dank voor publicatie tekst aan 'Sagen en legenden'.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.