Over de Rozenwals

Gepubliceerd op 20 maart 2024 om 13:35

Poging tot restauratie van een kunstwerk

Naar aanleiding van het overlijden van Andrea Sterck op 16 januari jl.  wisselde ik  herinneringen uit met Wieland Volkaert.  Ikzelf als lid van een prille - toen volkskunstgroep - Gelmel en Wieland als iemand die bij haar regelmatig cursus volgde.  De overpeinzingen brachten ons bij de Rozenwals en hoe de betekenisvolle details verdwenen waren bij de uitvoeringen.  Wieland was zo vriendelijk om daarover het onderstaande artikel te schrijven...  

De Rozenwals, iedereen die betrokken is bij de volksdanswereld in Vlaanderen kent hem. Al meer dan een halve eeuw duikt hij op in de optreedprogramma’s van Vlaamse groepen. Vaak is hij de climax van een volksdansbal. 

Aansluitend bij de oorspronkelijke bedoeling van de dans wordt hij ook uitgevoerd  als eerbetoon aan het bruidspaar als leden van een volksdansgroep trouwen. Het is de mooiste dans uit ons klassiek traditioneel repertoire, maar niet noodzakelijk de leukste om uit te voeren. Ik heb hem zelf tientallen, misschien honderden, keren gedanst in mijn volksdanscarrière van meer dan een halve eeuw, en hem nog veel vaker zien uitvoeren – en dan bloedt mijn hart. Zelfs bij een verzorgde uitvoering door ervaren dansers, voorbereid door een geschoolde en bekwame dansleid(st)er, mis ik details…

Het is als een schilderij van een grote meester van eeuwen geleden, dat verkleurd en vervaagd is. Het is mooi en indrukwekkend, maar als het minutieus onder handen is genomen door restaurateurs die hun vak beheersen, wordt het nadien onthuld met een onverwachte frisse kleurenpracht en allerlei details, die schuilgingen onder het patin van eeuwen.

 

Belangrijk uitgangspunt is dat de Rozenwals gemaakt is om naar te kijken. Niet de dansvreugde van de gildebroeders en-zusters die het bruidspaar eer betoonden stond centraal, maar het beeld dat dat opleverde bij de rest van het dorp, dat de uitvoering aanschouwde. Zo zitten er in de dans nogal wat details, die het beeld voor de toeschouwer bepalen – maar die de uitvoerende danser niet ziet. Niet kan zien, zelfs. En alle nu nog actieve dansleiders hebben de dans ooit als danser geleerd – zonder ooit de kans te hebben een “volledige” uitvoering te zien, met alle details. Ik wil dan ook uitdrukkelijk niemand een steen werpen, wat je nooit gezien hebt (of uitgelegd gekregen) kun je ook niet doorgeven. Ik wil niet beweren dat ik de laatste der Mohikanen ben die als enige die extra details nog kent, maar ik wil in elk geval vermijden dat ze verloren gaan. Soms zal wat ik hier aanhaal nog een lichtje doen branden, maar ik vermoed dat veel voor de meesten nieuw zal zijn.

De naam van de dans is al enigmatisch. Wals? Neen, er komt geen wals voor in de dans, maar de muziek is wel in driekwartmaat, wat veralgemenend wals wordt genoemd. Rozen? Er zijn dansleiders die hun dansers de dans laten uitvoeren met een roos in de hand, die dan meestal in de loop van de dans bij het bruidspaar, dat in het midden staat (of zit) wordt neergelegd of overhandigd. Leuk gevonden, maar dit is uitdrukkelijk niet de bedoeling, en het leidt de aandacht af van de openbloeiende roos die de dansers in het C-gedeelte van elke ronde uitbeelden. Als je ooit de kans hebt om in versnelde film het opengaan van een rozenknop tot een bloeiende roos te zien: dat is wat de choreograaf – op twee manieren zelfs – wilde tonen.

Wals, dus muziek in driekwartmaat. De (Kempische) hoppas op muziek in driekwartmaat moet het ritme volgen, en dat is dus lang – kort, lang – kort – in notentermen: halve noot – kwartnoot, en niet 2 gepunte kwarten. Dat  is iets wat geschoolde dansleiders wel weten en correct laten uitvoeren. Maar ik zie hier wel geregeld zondigen, vooral op bals. Een bal is hoe dan ook een slechte manier om een nieuwe dans te leren. Ik zou een volledige cursusdag kunnen vullen met het rechtzetten van fouten die in dansen geslopen zijn door het leren door afkijken op een bal, en nadien doorgeven… Maar ik wil het nu hebben over de uitvoering van de twee versies van het C-gedeelte, het openbloeien van de roos.

 

De eerste versie, in de figuur die met de kring begint, is een “perpetuum mobile”: de muziek gaat constant door, dat is  ook belangrijk voor  de muzikanten! De ritmische begeleiding (linkerhand van accordeon of piano, bas en slagwerk) speelt in dit stuk de drie, gelijke, kwartnoten, met enkel een lichte vertraging in de 15de en 31ste maat en eventueel een orgelpuntje in de 16de en 32ste.

Wij zijn als dansers gewoon om in de eerste plaats bezig te zijn met het “voetenwerk”, en goede dansers letten ook op de hoogte van de handverbinding : als een dansbeschrijving spreekt van schouderhoogte dan wordt daarmee de hoogte van de “voorste” schouders bedoeld, niet die van de “achterste”…Maar wat hier ook visueel enorm belangrijk is – en je merkt dat niet zelf als danser – is het hoofd. De basis van de dansbeweging is zes tellen naar binnen, zes tellen naar buiten, waarbij de heren pas op de tweede zes tellen vertrekken. Het is op tel 1 van die zes dat “buiten” het hoofd naar beneden knikt, en binnen het hoofd weer opgericht wordt. Het is voor de toeschouwers echt belangrijk dat dat hoofd de volle zes tijden naar beneden gericht blijft, en naar beneden betekent dan echt naar de eigen voeten kijken. Op die manier zijn de hoofden in het verlengde van de gebogen rug, en beelden we de gesloten bloemknop uit. Als op tel 1 dan alle hoofden tegelijk opgericht worden, is dat het begin van het openen van de bloemknop. Een tip voor de dansleider: laat dit beurtelings door een helft van de dansers uitvoeren, terwijl de anderen toekijken, en het effect van het samen rechten van de hals zien. Dit is choreografisch echt “iets”, maar als danser ervaar je het niet terwijl je danst – waardoor dansers geneigd zijn op tellen 5 en 6 alweer voor zich uit te kijken in plaats van naar hun voeten. Niet doen, blijf naar je voeten kijken tot tel 1.

Bij het naar binnen gaan geven we handen laag op tellen 5 en 6.  Op tel 1 van het terug naar buiten gaan komen de armen – zo gestrekt mogelijk - in beweging en op tel 2 zijn ze allemaal horizontaal – dat vormt een prachtig zicht als dat overal gelijk gebeurt – en gaan dan verder omhoog om de dansers, die naar binnen gedraaid komen, door te laten. Het loont de moeite om dit gedeelte, met de hoofdbeweging en de timing van de armen apart in te oefenen, zonder de afleiding van de draaiende bloembladen, tot de goede gewoonte om lang genoeg naar beneden te blijven kijken en de timing van de armen er bij alle dansers goed inzit.

Op tel 1 naar beneden kijken, het bloemblad vormen met de punten van de middenvingers (bijna) tegen elkaar is voor de meeste dansers gemakkelijk en wordt doorgaans goed uitgevoerd. Als de heren op maat 14 en 30 op hun plaats op de kring komen en blijven staan houden ze de handverbinding op heuphoogte, ze buigen wel het hoofd op tel 1 tot de handverbinding van de dames over hun hoofd gepasseerd is om de korf te vormen. Om de korf te verbreken: handen lossen en recht naar beneden, niet terug over het hoofd, en daar is een reden voor: dat krijg je nooit mooi gelijk. De choreografische meerwaarde van het echt synchroon uitvoeren van de hoofd- en armbewegingen ervaar je niet als danser, je moet het als toeschouwer gezien hebben om het te beseffen.

In deze beweging, bij het opnieuw naar binnen gaan, is het kortaf draaien op 2 tellen belangrijk, zodat de openbloeiende bloem nog meer wordt benadrukt.

Het C-gedeelte van de figuur, met de handtoeren, heeft dezelfde melodie als die van daarnet, maar de dansbeweging wordt hier geregeld onderbroken voor een “tableau vivant”,  de ritmische begeleiding door de muzikanten moet dat ook ondersteunen: het is vier keer drie kwartnoten gevolgd door een gepunte halve noot (of een kwart noot en een halve rust), en daarna acht maten van een halve noot en een kwart noot voor het als paar weer naar buiten komen  en draaien.

We tellen hier dus niet tot zes, maar tot vier en “bevriezen” twee tellen. We brengen de dames naar het midden, en op tel vier staan de heren rechtop, terwijl de dames knielen, met het hoofd naar beneden, en handen geven tegen de grond. Tijdens de volgende vier tellen gaan de heren terug naar hun plaats, leunen wat achterover en kijken naar een punt, ongeveer 3 m boven hun partner. De armen zijn gestrekt naar beneden maar lichtjes gespreid naar het midden gericht. De dames gebruiken die 4 tellen om in een vloeiende beweging het hoofd ten hemel te richten en de gegeven handen opwaarts en nog iets verder, achter de hoofden te brengen. U heeft het allicht begrepen, ook deze beweging beeldt het openbloeien van de roos uit en het publiek krijgt twee tellen tijd om “oh!” te zeggen.

De volgende 4 tellen maken de dames de omgekeerde beweging en de bloemknop wordt devoot gesloten. Ondertussen komen de heren weer vooruit en stellen zich naast-achter hun partner op en – belangrijk! – staan twee tellen stil rechtop. Hoe het komt weet ik niet, maar blijkbaar willen onze mannen zo vlug mogelijk hun partner beetpakken, en verknoeien zo het beeld van de rechtopstaande heren en de geknielde dames op tellen 5 en 6. Pas op de volgende tel 1 mogen de heren naar beneden en die vier tellen gebruiken om de dames in heup-handhouding rechtop te helpen. Die vier tellen zijn daar echt wel genoeg voor.

De tweede helft van de muziek komen de paren in wiegelpas achteruit en maken een hoofse draai. Ik heb dat al in walspas zien doen ook, en daar maak ik geen punt van, het beeld voor het publiek is nagenoeg hetzelfde – en daar gaat het om in deze dans.

 

De meeste details, die ik hier heb aangehaald, heb ik in de jaren ‘80 geleerd van Andrea Sterck, die ons onlangs is ontvallen – wat mij deed beseffen dat die informatie voor altijd dreigt te verdwijnen – wat in mijn ogen een groot verlies voor de Vlaamse danstraditie zou zijn. Het is een hele boterham geworden, en ik feliciteer de geduldige lezers die zich er doorheen geworsteld hebben. Wie het met de groep wil uitproberen,  ik ben altijd bereid om het te komen aanbrengen. Als daar dan ook nog een video-opname van gemaakt wordt ligt het beeld meteen vast voor de volgende generaties.

 

Hartelijk dank voor het artikel, Wieland.

 

Dat details belangrijk zijn blijkt ook uit volgende anekdote:

NJV (Nationale Jeugddienst Volksdans) mocht op uitnodiging in 1978 met een Vlaams programma deelnemen aan het “Virag carnival” in de universiteitsstad Debrecèn (Hongarije).

Er werd beroep gedaan op Andrea Sterck en Adriaan Claeys, die op korte tijd flink wat Vlaamse dansen aan de nieuw samengestelde groep aanleerden, met veel aandacht voor de details. Na enkele optredens in Hongarije kwam de vraag vanuit de dansgroep van de universiteit wie de detailopvolg(st)er was van onze Vlaamse dansen. Hun intentie was deze persoon uit te nodigen om een dansstage in Hongarije te geven met het oog op aandacht voor afwerking.

Toen we dit hoorden stonden we wel met onze mond open van verbazing, omdat we zo een vraag nooit hadden verwacht, en zeker niet over onze eigen Vlaamse dansen.   Terecht een pluim die  Andrea en Adriaan op hun hoed mochten steken.

 

Niet alleen de Rozenwals staat bol van zulke details, maar die zijn ook terug te vinden bij andere dansen, zoals bij:

- Draaiende winden, waar het “wegduwen” van de wolken verwaarloosd wordt

- Bruiloftsdans van Achtel, waar, op het refrein (Kajoem, kajoem,…), het zwaaien met de zakdoeken aan feestelijkheid verliest       bij gebrek aan minutieuze afwerking

- Putse kadril, waar het armzwaaien van de meisjes bij het oversteken soms lijkt om ruitenwissers van een auto, in plaats van       een uitnodigend gebaar

- Klapschottisch, waar het in elkaars handen klappen lijkt op een boksmatch in plaats van een opwaartse beweging.

- …..

 Misschien een uitnodiging om het zo broodnodige detailwerk eens stevig in de verf te zetten ? 

Reactie plaatsen

Reacties

Maria De Loose
een maand geleden

Even werd ik terug in de tijd gekattapulteerd. De rozenwals ook op onze huweijklsdag door Den Beiaard waar we ook actief bij waren. Al dan niet goed uitgevoerd kan ikniet zeggen.
Het verloren gaan van details daar ga ik ook in mee als ik nu soms dansen zie uitgevoerd worden gaat er heel veel verloren. Erg spijtig want ook dit is puur erfgoed.