We kennen allemaal wel het verhaal van de 3 Koningen die op zoek waren naar de stal en het kindje Jezus om hem met de nodige geschenken te eren. Al van in de Middeleeuwen was het een van de meest gevierde kerkelijke feesten van het jaar.
Maar wat weten we eigenlijk over de 3 Koningen? Evangelist Mattheus is de enige die hen vermeld en dan nog onder de noemer magiërs/wijzen (Magoi). Doorheen de tijd begonnen de verhalen hun eigen leven te leiden waarbij de hele historie werd vervormd en aangedikt. Magiërs werden koningen en ze waren uiteindelijk met drie (naar het aantal geschenken die ze gaven).
Om hun belang voor de wereld in de verf te zetten zouden ze komen uit alle werelddelen die vroeger bekend waren : Europa, Azië en Afrika. Balthasar komt uit Afrika en is 20, Caspar is 40 jaar en Melchior 60 jaar en stellen aldus de verschillende stadia van het menselijk leven voor.
Hun drie cadeaus zijn bijzonder. Jezus krijgt goud, wierook en mirre. Goud is voor een koning, wierook is voor een God en mirre is voor een dode. Dat betekent: Jezus is een koning, hij is goddelijk én menselijk.
Een feest als dat van Kerstmis of het wonderlijk avontuur der Wijzen uit het Oosten was wel bij uitstek geschikt om in de kerk zelf uitgebeeld en ‘gespeeld’ te worden (vanaf 11e eeuw). Daarbij kwamen dialogen en liederen allerhande te pas. Maar deze spelen zijn niet binnen de kerk gebleven. De ‘Ghesellen van den Spele” waarop de geestelijkheid beroep had gedaan gingen graag hun spel van Kerstmis en Driekoningen op het marktplein vertonen en spoedig mengden er zich allerlei boertige en Breugels elementen onder. Uiteraard werd Herodes, het zwarte beest, de kindermoordenaar, er duchtig in toegetakeld.
Zo zag men in de omgeving van Mechelen de “Drie Koningen” verschijnen met een gevolg van herders, die een zwijn voortsleurden. Het varken, dat Herodes moest verbeelden, werd voortdurend afgerost, ten einde het zo luid mogelijk te doen kelen. Tja, subtiel is anders. Elders sleurde de koningen een in vel gehulde en zwaar geketende man voort, die op zijn manier voor kindermoordenaar speelde.
Een komische variatie hiervan kon men aantreffen te Wichelen waar destijds een zonderling verklede groep haar ronde deed : een beer, een bereleider, twee dragonders, een sterreman, een fijfelaar, een man met een dorsvlegel en een pelgrim met staf en kalebas. Dit heette “met de beer uitgaan” en zij zongen “het liedje van de Beer” :
Wij komen hier met heel onze trein
Wij zijn al hiere gekomen, Vriendekens die daar binnen zijn
Wilt voor ons beerken niet schromen
Want onze beer is goedgekeurd in alle steden en landen :
Niemand en zij voor hem bevreesd, Want ’t is een beer zonder tanden.
Hij is gekomen uit vreemde landen, Al over bergen en dalen
Met onze pelgrim, ziet hem daar staan, Die hem zo ver is gaan halen
Sterreman, draait de sterre maat schoon, Fijfelaar wil nu maar fluiten
Van fluiten krijgen we grote dorst, Wij spelen hiere van buiten.
Vlegelman wil de vlegel maar slaan, Wijl onze beer hier zal dansen
Dansen en springen op de maat, Hij maakt veel aardige schransen.
Een staaltje van een Driekoningenlied dat dik in de folkloristische verf zit :
Zij kwamen al voor een bakkerij
Daar kochten ze een koek en ze stalen er drij
Ze liepen tot bij een herbergier
Daar dronken ze een pot en ze zaten bij ‘t vier
Ze kwamen al op een boerderij
Ze kusten de meid en de boer stond er bij
Ze hebben gezongen en waren zo hees
‘geef ons ’n penning en ’n stuk vlees’
Zij hebben gezongen maar niets gehad
Ze schreven het op een lindeblad
Ze schreven het op een eglantier
Om U te vereren komen wij hier
En hier, dit potsierlijk ‘portret’ van Herodes :
Herodes die draagt er een rose kalot
Daar lopen de luizen met holleblokken op...
De vroegste sporen van het sterzingen op Driekoningen gaan terug tot de 15e eeuw. Dit gebeurde op de heilige dagen tussen Kerstmis en Driekoningen. Mensen werden geacht vrijgevig te zijn tijdens deze periode. Op deze manier konden ook de armsten genieten van de feestvreugde. Een van de bekendste liedjes is toch wel dit :
Het blijkt dat het bewuste liedje geen bedellied is maar een spotlied dat ons terugvoert naar het jaar 1745 in 's Hertogenbosch, de hoofdstad van de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Daar werd toen het zingen van driekoningenliederen en het rondlopen met een verlichte ster verboden. Het verbod kwam er omdat er onder de zangers "sig doorgaans een of meer bevinden, die gedeguiseert en zwart gemaakt zijn : en dat deselve aldus, baldadig- of moedwilligheden begaande, veeltijts niet kunnen worden gekent". (Vrij vertaald komt het hier op neer dat één of meer zangers vermomd zijn of zwart gemaakt - koning Melchior, de traditie indachtig - en dat die niet kunnen worden herkend bij de baldadigheden die blijkbaar nogal eens gepaard gingen met dat zingen.) Als reactie op het verbod, dat in zekere zin broodroof betekende voor de berooide dompelaars, fabriceerde men de tekst van dit spotliedje waarin de draak werd gestoken met de gerechtsdienaars van de stad want die kregen, naar aloude gewoonte, met Driekoningen een nieuwe hoed. (geef mij nen nieuwen hoed).
Ons vaoder heeft het geld op de rooster geteld.. verwijst dan weer naar de vader die het geld zomaar over de balk gooit of er zich laveloos mee drinkt.
Zomaar wat vrolijker liedjes vind je in de publicatie ‘Driekoningen zingen’, Tony Vaessen en de ANV werkgroep volkscultuur. 86 pareltjes van Nieuwjaars- en Driekoningenliedjes wachten daar op je.
De bundel van Laura Hiel, Zing mee deel IV (1931), kunnen we van harte aanbevelen voor de Nieuwjaars- en Driekoningenliedjes.
Ook de publicatie ‘Drei keuninge liekes’ (1984) van Djon Lundström is in deze bijzonder interessant
Bijkomende info vond ik in het artikel “Driekoningen in de folklore”, verschenen in een krant van 1950, geschreven door Jef Crick.
Reactie plaatsen
Reacties